Page 15 - Kijk op zijn omgeving
P. 15
Pagina 13
En daarna leerde je schuimen: eerst rechtstandig trekken en knijpen en dan met de linkerhand
het zelfde, maar altijd moest je zorgen dat de melk op de zelfde plaats in de emmer kwam.
Als je goed kon melken straalde je tot de bodem toe. En dan kreeg je schuim. Dat was je eerste
succes , een decimeter schuim, zonder schuim hete het geen melk, dan was het dweil water.
Je had koeien in soorten, lichte melkers en taaie melkers, en dan ook nog van die krengen, die
trapten en probeerden er van door te gaan.
Vroeg in het najaar, als het nog donker was of alles potdicht zat van de mist moest je de koeien
zoeken. En dan schoofje er onder, tegen dat warme koeien lijf aan acht minuten rust tussen
mens en dier. Dan liet je, je gedachten maar gaan over de nieuwe dag die net begonnen was.
Jan Hofvertelde dat hij enkele jaren bij Evert Bosma op de Haule had gediend als
boerenknecht, en een loon had van 100 gulden in het jaar.
Aaltje vertelde dat haar vader boerenarbeider was, en meer als een uur moest lopen naar zijn
werk, zeer vroeg weg, hij moest mee melken, en 's avonds ook. Hij ging weg als wij nog op
bed lagen en 's avonds lagen wij er al weer in als hij thuis kwam, alleen zondags zagen we hem.
Door hard te werken, en dat betrof dan het hele gezin probeerde men maatschappelijk wat
vooruit te komen.
Had men een paar koeien, dan was het de taak van de vrouw, om zoals op veel andere plaatsen
al gebeurde daar boter en kaas van te maken, welke dan werden verkocht.
Dat werk vroeg inderdaad van het begin tot het eind alle aandacht en bracht in het boeren
bedrijf een grote levendigheid met zich mee. 's Winters als het vee op stal stond, werd de melk
in de koestal in koperen emmers gedaan.
De melk bleef zo 36 of48 uur staan. De boerin ging dan na of ze voldoende gezuurd was.
Daartoe zette ze een stokje in de room. Als dat rechtop bleef staan was de room geschikt om
gekarnd te worden. Bleef het stokje niet staan dan moest de melk verder verwarmd worden.
Een thermometer was voor het vaststellen van de juiste temperatuur niet nodig, want een
goede boerin verstond de kunst deze aan te voelen door een vinger in de melk te steken.
Was de melk op voldoende temperatuur dan kon de melk in de karnbak en kon het karnen
beginnen. Het kamen duurde 20 tot 25 minuten.
Dan kwam door de karn pols op gewekte boter boven. Als de boter goed aaneensloot was het
karnen gedaan. De boter werd in de kelder bewaard tot er voldoende was om er een vat,
waarin 80 pond kon, mee te vullen. De karnemelk die overbleef, werd gebruikt deels in het
gezin en het voor het vee, de kalfjes, en de varkens.
Naast boter, kon de melk ook tot kaas worden verwerkt. De afgeroomde melk werd gebruikt
voor kaas bereiding . Als de melk in de ketel was werd het vuur aangestoken en het was alweer
de boerin die moest vaststellen wanneer de melk op de juiste temperatuur was.
Zodra dat, het geval was werd er stremsel aan de melk toegevoegd.
De stremsel werd gemaakt van een aftreksel van de nuchtere kalveren. De magen werden
gerookt, gedroogd, in stukjes gesneden en aangemengd met pekel vocht.
Voor tweehonderd liter melk was slechts een eetlepel stremsel nodig. Om na te gaan wanneer
de melk gestremd was, dreef er een grote kaas nap in, als er wei om de nap kwam was het zo
ver dat de melk moest worden omgeroerd. Ze bleefdan nog vijfminuten staan en in die tijd
kwam alle wei naar boven. Deze werd daarna verzameld, en was ook bestemd voor de varkens
en de kalveren. De kaasbrokken bleven over. De brokken werden droog - gemaakt.
Later werden ze met de hand fijn gemaakt en daarna gemengd met zout, kruitnagel en komijn.
Na deze bewerking kwam de substantie in de kaasvorm, die onder de kaaspers kwam.
De kaaspers was van hout, aan het ene eind lag er een grote steen op.
's Avonds klopte men de kaas uit de vorm en spelde ze in een linnen doek. Ze werd nog even
in warm water gehouden en daarna weer in de kaasvorm gedaan. De volgende dag werd ze er
uit genomen en bij zomerdag op een bord in de lege koestal geplaatst.