
| |
Het Christelijk Onderwijs
Het was nog voor de eeuwwisseling, n.l. op 23 mei 1893, dat bij Koninklijk
Besluit aan de „Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de
Bijbel" gevestigd te Haulerwijk, rechtspersoonlijkheid werd verleend. Ruim twee
jaar later, op 28 juni 1895 werd de notariële koopakte getekend van een perceel
grond, gelegen aan de noordkant van de vaart te Haulerwijk, een weinig
westwaarts van de zogenaamde Secretariswijk, met het doel om hierop zo spoedig
mogelijk een school te laten bouwen voor het geven van christelijk onderwijs.
Dit is de plaats waar de zogenaamde Middenschool altijd heeft gestaan in
Haulerwijk-midden en waar thans het bedrijf van de heer Jutstra is gevestigd.
Een jaar later was de bouw van een drie-lokalige school klaargekomen, zodat op 1
augustus 1896 het onderwijs een aanvang kon nemen. Het eerste schoolhoofd was de
toen 30-jarige meester H. Th. van Ek, die tot zijn overlijden op 6 april 1923 in
deze functie aan de school bleef verbonden. Hij was een zeer gezien persoon in
het dorp en heeft naast zijn werk in de school, veel gedaan voor de kerk en
diverse verenigingen in het dorp. In Haulerwijk is dan ook terecht een straat
naar hem genoemd ter nagedachtenis.
Naast het hoofd was er aanvankelijk nog één onderwijzer aan de school verbonden.
De gereformeerde predikant Ds. G. Groot Nibbelink was voorzitter van het
schoolbestuur en vervulde deze functie tot zijn overlijden in februari 1928.
Secretaris was S. P. Akkerman en penningmeester O. Offringa. Voor elke leerling
moest schoolgeld worden betaald; er bestond nog geen financiële gelijkstelling
ten aanzien van het openbaar onderwijs. Om ook de kinderen van de minder
draagkrachtigen tot de school te kunnen toelaten werd er een „Suppletiefonds"
opgericht. Dit fonds zamelde tot genoemd doel gelden in bij de beter gesitueerde
voorstanders van het christelijk onderwijs, zodat uit financieel oogpunt geen
kinderen behoefden te worden geweigerd. Het was in de eerste jaren niet
gemakkelijk voor het bestuur. Men had voortdurend te kampen met geldgebrek. Op
alle mogelijke manieren probeerde men hierin te voorzien. In de notulen van 28
september 1899 staat vermeld: „Onze meester komt nog met een dik stuk in het
midden. Dit stuk oefent veel invloed uit op onze reukorganen. Het betreft het
ledigen der privaten. Men komt overeen deze mestspecie bij opbod te verkopen."
Deze verkoop vond nadien jaarlijks plaats op de ledenvergadering. Tevens werden
er door het bestuur in het voorjaar lammeren gekocht, die gratis bij diverse
boeren werden geweid, waarna ze in de herfst weer zo duur mogelijk werden
verkocht. Op deze wijze probeerde men de school financieel te runnen. In 1901
werd een onderwijzeres als 3e leerkracht benoemd. Het aantal leerlingen was toen
tot meer dan honderd gestegen! Derhalve geen overbodige luxe. De financiële
toestand was gelukkig ook iets beter geworden. Ten tijde van de eerste
wereldoorlog komt de bouw van een 4e lokaal ter sprake. Dit is echter niet
doorgegaan, daar er bij nader inzien werd besloten om er nog twee scholen bij te
bouwen en wel te Haulerwijk boven en te Haulerwijk beneden. On 30 ianuari 1920
werden beide scholen officieel geopend. Gezien de afstand die Het Christelijk
Onderwijs
Het was nog voor de eeuwwisseling, n.l. op 23 mei 1893, dat bij Koninklijk
Besluit aan de „Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de
Bijbel" gevestigd te Haulerwijk, rechtspersoonlijkheid werd verleend. Ruim twee
jaar later, op 28 juni 1895 werd de notariële koopakte getekend van een perceel
grond, gelegen aan de noordkant van de vaart te Haulerwijk, een weinig
westwaarts van de zogenaamde Secretariswijk, met het doel om hierop zo spoedig
mogelijk een school te laten bouwen voor het geven van christelijk onderwijs.
Dit is de plaats waar de zogenaamde Middenschool altijd heeft gestaan in
Haulerwijk-midden en waar thans het bedrijf van de heer Jutstra is gevestigd.
Een jaar later was de bouw van een drie-lokalige school klaargekomen, zodat op 1
augustus 1896 het onderwijs een aanvang kon nemen. Het eerste schoolhoofd was de
toen 30-jarige meester H. Th. van Ek, die tot zijn overlijden op 6 april 1923 in
deze functie aan de school bleef verbonden. Hij was een zeer gezien persoon in
het dorp en heeft naast zijn werk in de school, veel gedaan voor de kerk en
diverse verenigingen in het dorp. In Haulerwijk is dan ook terecht een straat
naar hem genoemd ter nagedachtenis.
Naast het hoofd was er aanvankelijk nog één onderwijzer aan de school verbonden.
De gereformeerde predikant Ds. G. Groot Nibbelink was voorzitter van het
schoolbestuur en vervulde deze functie tot zijn overlijden in februari 1928.
Secretaris was S. P. Akkerman en penningmeester O. Offringa. Voor elke leerling
moest schoolgeld worden betaald; er bestond nog geen financiële gelijkstelling
ten aanzien van het openbaar onderwijs. Om ook de kinderen van de minder
draagkrachtigen tot de school te kunnen toelaten werd er een „Suppletiefonds"
opgericht. Dit fonds zamelde tot genoemd doel gelden in bij de beter gesitueerde
voorstanders van het christelijk onderwijs, zodat uit financieel oogpunt geen
kinderen behoefden te worden geweigerd. Het was in de eerste jaren niet
gemakkelijk voor het bestuur. Men had voortdurend te kampen met geldgebrek. Op
alle mogelijke manieren probeerde men hierin te voorzien. In de notulen van 28
september 1899 staat vermeld: „Onze meester komt nog met een dik stuk in het
midden. Dit stuk oefent veel invloed uit op onze reukorganen. Het betreft het
ledigen der privaten. Men komt overeen deze mestspecie bij opbod te verkopen."
Deze verkoop vond nadien jaarlijks plaats op de ledenvergadering. Tevens werden
er door het bestuur in het voorjaar lammeren gekocht, die gratis bij diverse
boeren werden geweid, waarna ze in de herfst weer zo duur mogelijk werden
verkocht. Op deze wijze probeerde men de school financieel te runnen. In 1901
werd een onderwijzeres als 3e leerkracht benoemd. Het aantal leerlingen was toen
tot meer dan honderd gestegen! Derhalve geen overbodige luxe. De financiële
toestand was gelukkig ook iets beter geworden. Ten tijde van de eerste
wereldoorlog komt de bouw van een 4e lokaal ter sprake. Dit is echter niet
doorgegaan, daar er bij nader inzien werd besloten om er nog twee scholen bij te
bouwen en wel te Haulerwijk boven en te Haulerwijk beneden. On 30 ianuari 1920
werden beide scholen officieel geopend. Gezien de afstand die Rege" terwijl er
ook nog gebruik kon worden gemaakt van een lokaal van de Middenschool. De
nieuwbouw werd gerealiseerd in Waskemeer wegens een meer centrale ligging in de
regio waar de leerlingen vandaan komen. Ook in deze tak van onderwijs kreeg men
met veel veranderingen te maken, zodat uitbreiding ook hier niet achterwege kon
blijven.
Al het voorgaande overdenkende, lijkt het ons dat wij voor dit behaalde
resultaat nooit dankbaar genoeg kunnen zijn. Vooral als wij om ons heen kijken
in de wereld, naar landen waar nog dikwijls in ruimten moet worden gewerkt, die
het woord „gebouw" niet waard zijn en waar veelal geen vrijheid van onderwijs
is; waar slechts scholen mogen of kunnen bestaan die worden geëxploiteerd en
gedirigeerd door de overheid, die de jeugd wenst op te voeden naar haar politiek
inzicht, wat dikwijls lijnrecht indruist tegen iedere christelijke
levensovertuiging. Beseffen wij wel voldoende welke voorrechten wij ook op dit
gebied in ons land hebben? Het wordt vaak als vanzelfsprekend geaccepteerd en
dankbaarheid is een woord dat bijna ouderwets aandoet.
Wij danken echter God voor deze vrijheid en spreken de hoop uit dat ook in de
toekomst de mogelijkheid en het verlangen blijft bestaan dat onze kinderen mede
door middel van het onderwijs een christelijke opvoeding kan worden gegeven.
|