
| |
De Jongelings Vereniging.
Onze J.V. is opgericht op de avond van de 21 januari 1871. Ten huize van E. van
der Wal vond een samenspreking plaats om tot oprichting van een „Jongelings
Vereniging" te komen. Die vergadering werd geleid door het bestuur van de
Gereformeerde J.V. van Donkerbroek. De namen van de toen aanwezigen zijn ons
niet bekend. Het zal hen ongetwijfeld moeite gekost hebben om een aantal leden
bij elkaar te krijgen, genoeg voor een oprichting. Niet dat de wil er niet was,
maar wij weten uit het voorgaande, hoe moeilijk de omstandigheden waren voor 100
jaar. Elf gaven zich op als lid. Aan het einde van de eerste vergadering heeft
de voorzitter gezegd: „God heeft grote dingen aan ons gedaan en Hij geve tot in
lengte van dagen Zijn Zegen over ons werk, tot heil der Natie". Het bestuur dat
die avond werd gekozen is ons bekend: R. Kok werd voorzitter, J. van Houten
secretaris, E. van der Wal penningmeester, S. Leffering bibliothecaris. De
vereniging kreeg toen de naam: „Waakt en Bidt". De eerste tijd van het bestaan
heeft weduwe W. Glas de leden in de gelegenheid gesteld de vergaderingen bij
haar aan huis te houden. De 20ste augustus 1876 heeft het bestuur een
wijziging ondergaan. En zien we de namen van de volgende personen: A. Leffering,
C. Plet, H. ten Hoor en M. Wijnsma.
In februari 1890 is er een grote verandering gekomen in de vereniging. Er was
namelijk een verzoek binnengekomen van de Baptisten J.V. van Haulerwijk, om de
beide bestaande J.V.'s tot één te brengen. Op dat verzoek is men ingegaan en er
werd besloten om met de Baptisten J.V. samen te werken. Men meende dat het kon,
want in die dagen had men maar één vak, namelijk „Bijbelse Geschiedenis". Men
kreeg een tekst mee, om die thuis uit te werken, en deze dan samen op de
vereniging te bespreken. Het leek dan ook veel op een preek op papier. Soms kwam
er ook nog een voordracht bij. Het was eigenlijk niets anders, dan het
bestuderen van Gods Woord. Zo gezien was er geen bezwaar tegen deze
samenwerking. De samenvoeging was in die tijd, toen Ds. Bennink hier
Gereformeerd predikant was en Ds. van Beek, Baptisten predikant. Die beide
predikanten zegden hun medewerking toe en waren bereid om de beurt de
vergadering te leiden. Het bestuur bestond toen uit de volgende personen: R. van
der Wal, H. ten Hoor, S. van der Mei, M. ten Hoor, J. van der Wal en J. de
Vries. Er waren 20 leden en één candidaatslid. Een candidaatslid was iemand die
de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt. En aangezien er geen
knapenvereniging was, werd hij aangenomen als candidaatslid. Twee
ere-voorzitters, dat waren de genoemde predikanten. De naam „Waakt en Bidt" kwam
te vervallen. De J.V. kreeg een nieuwe naam: „De Heere is onze banier". Zo werd
er iedere week vergaderd onder leiding van één der predikanten. Doch ruim een
jaar later in juni 1881, was de Christelijke Jongelingsvereniging een twistpunt
binnen de kerkeraad.
De meerderheid van de kerkeraad was van mening dat er een jongelingsvereniging
opgericht moest worden zonder de Baptisten jongeren. Binnen de kerkeraad is
hierdoor een conflict ontstaan. Meer hierover vindt U in dit boek onder het
hoofdstuk: „Het conflict breekt uit".
De scriba van de J.V. H. ten Hoor schrijft over dit conflict in het notulenboek
het volgende. Hij vergelijkt in dat verslag de J.V. met een schip. En dan lezen
wij: „We waren met de andere scheepslieden (de Baptisten) overeengekomen ons op
één vaartuig in te schepen. Het scheepje, dat de haven verliet, gaven we de
naam: „De Heere is onze Banier". Ruim een jaar hebben de 20 opvarenden met het
scheepje de wereldzeeën bevaren. Lief en leed hebben ze samen gedeeld. Tegen het
geweld der golven was het bootje opgewassen. Ook het 2e jaar zetten we onze reis
voort, vol ijver en moed. In dat jaar werd ons scheepje door zwaardere golven
belopen dan het eerste jaar. Soms dreigde het bootje zelfs te kantelen, maar
door de inzet van de bemanning kon het telkens worden gered.
Tot er een stortzee aankwam, waartegen ons schip niet bestand bleek. Het werd
door zware golven overspoeld, zodat het kapseisde en in de diepte verdween.
Gelukkig werden alle bemanningsleden bij de ondergang gered. Nadat we van de
schrik weer bijgekomen waren, vatten enkele voormalige opvarenden weer moed
opnieuw een schip te bemannen, dat pas de laatste maand van 1882 in de vaart
kwam. Als naam voor het schip kozen wij het woord van Paulus uit de brief van
Timotheus: „Strijdt de goede strijd des geloofs".
Tot zover H. ten Hoor. De namen van hen die deze vereniging weer hebben
opgericht zijn ons niet bekend.
In het begin van het verenigingsbestaan was het met de feestelijkheden der J.V.
ook heel anders gesteld dan thans. Van her en der werden dan de J.V.-ers
uitgenodigd om twee of meer afgevaardigden naar Haulerwijk te zenden, en wel uit
plaatsen als Donkerbroek, Zevenhuizen en Drachten. Laat ons in het kort zien,
hoe het dan ging op een dergelijk jaarfeest. Dan hebben we weer het verslag
nodig van H. ten Hoor, dat hij gemaakt heeft van een jaarfeest van de J.V. van
Drachten, waar hij geweest is als afgevaardigde van de J.V. van Haulerwijk. Zo'n
reis werd dan te voet afgelegd.
In Ureterp werden de vrienden aangehaald die vandaar meegingen. Zo ging het dan
op Drachten aan. Het feest was in een kerkgebouw. Er was een spreker uitgenodigd
die een feestrede hield. Als dat was afgelopen, begaf men zich naar de
Christelijke School, waar het feest werd voortgezet. De voorzitter van de J.V.
die daar de leiding had, sprak eerst een openingswoord. Daarna volgde een reeks
van toespraken van de uitgenodigde verenigingen. Meer werd op die avond ook niet
gedaan.
Dan was het te laat om weer naar huis terug te keren. Die nacht werd door
vrienden van Drachten onderdak verschaft. De andere dag, en dan 's middags,
reisde men weer naar huis. In 1927 was het ledental van onze J.V. zo gegroeid
dat men overging tot het splitsen in twee afdelingen. Zo kwam er de afdeling
„Boven" en de afdeling „Beneden". In 1931 hebben die beide afdelingen feestelijk
hun 60 jarig bestaan gevierd. De foto die dag gemaakt vindt u hier afgedrukt.
Sinds 1882 heeft de J.V. onder toezicht van de kerkeraad gestaan. Het reglement
moest ook worden goedgekeurd door de kerkeraad. De J.V. werd door de kerkeraad
niet alleen trouw bezocht, maar ook de handel en wandel der jongelingen werd
nagegaan.
Uit een kerkeraadsverslag lezen wij: „Broeder X heeft gesproken met de jongeling
IJ. Deze heeft erkend dat zijn levenswandel niet goed is, maar heeft beterschap
beloofd". De kerkeraad twijfelde reeds spoedig aan zijn belofte, omdat hij
onmiddellijk na de nieuwjaarspredikatie door enkele broeders was gezien zich
onledighoudende met een niet aanbevelingswaardig spel: „Pikschieten" op het ijs,
en men kon vermoeden, met tamelijke zekerheid, dat hij ook deze dienst weer had
verzuimd. De kerkeraad besluit om bijzonder op hem te letten, zowel in wandel,
als in de kerkgang, en in het gebruik van de genademiddelen. Twee maanden later
werd de kerkeraad opnieuw in IJ. teleurgesteld. We lezen n.l. in de notulen:
„Broeder X deelt mee dat hij vernam dat jongeling IJ zich zondag's onledig houdt
met het schieten van mussen, in plaats van te komen onder de prediking van het
Woord. De wijkouderling zal met IJ spreken".
De jongelingen gedragen zich niet altijd ordelijk.
Er zal vanaf de kansel gevraagd worden: „dat de jongens zich in 't vervolg
ordelijk gedragen, en niet in wilde vaart het huis des Gebeds uitgaan". Er
zullen borden geplaatst worden om niet vóór de dienst in de kerk te roken.
Niet alleen de jongeren ook de kerkeraad is in gebreke.
In 1926 wordt er geklaagd dat de dienst te laat aanvangt. De kerkeraad komt te
laat in de kerk. Op de gemeentevergadering wordt besloten om een klok aan te
schaffen en in de consistorie te hangen. En in 1940 wordt geklaagd dat bij het
binnenkomen van de kerkeraad veel rook meekomt vanuit de consistoriekamer. De
kerkeraad zal voor de dienst minder roken.
Ook de gemeente is hardleers.
In maart 1950 wordt de gemeente gevraagd om voor het uitspreken van de Zegen
geen jassen aan te trekken en geen sigaretten of pijp aan te steken.
Ook Haule krijgt een J.V.
In 1929 werd er besloten te Haule een J.V. op te richten. Enkele leden van
afdeling „Boven" en enkele van de afdeling „Beneden" en van Donkerbroek waren
bereid om lid te worden. Op 29 juli 1929 is de eerste vergadering gehouden onder
leiding van de voorzitter van de afdeling „Boven" M. van Dijk. Ook enkele
jongelingen van Haule die geen lid waren van een J.V. gaven zich op als lid.
Maar het werk dat zo mooi was begonnen raakte al spoedig in verval en in 1935
zat er niet anders op, dan om de vereniging te Haule weer op te heffen. Doch de
J.V.'s in Haulerwijk konden zich in een gestadige groei verheugen, en in juni
1936 werd besloten de beide afdelingen in drieën te splitsen. Zo ontstonden er
drie verenigingen en geen afdelingen meer. Ze kregen ook allen een naam.
Haulerwijk boven: „Eben - Haezer". Midden: „Strijdt om in te gaan". Beneden: „Sprek
Heare, Jo feint heart". Toen kon ook een ringverband „Haulerwijk" worden
opgericht.
De drie verenigingen bloeiden totdat op 29 augustus 1939 de mobilisatie uitbrak.
Ook leden van onze J.V. moesten hun plicht jegens het Vaderland vervullen. De
J.V. „midden" is toen tijdelijk opgeheven. Zij die hun plicht jegens het
Vaderland moesten vervullen, zijn, Gode zij dank, allen gespaard gebleven bij
het oorlogsgeweld van 10 - 14 mei 1940.
In de zomer van 1943 zijn op last van de Duitse bezetting, evenals andere
verenigingen en organisaties, ook de J.V.'s ontbonden. Maar in het najaar van
1943 zijn onze jongelingen op advies van de kerkeraad weer met hun werk begonnen
onder de naam „Bijbelkring". Groot was daarvoor de belangstelling. Terwijl de
landwacht en de Duitsers hun ronde fietsten over Haulerwijk zaten onze jongens
met de deuren gegrendeld gebogen over het Woord van onze God.
Direct na de bevrijding in 1945 zijn de twee J.V.'s weer normaal begonnen te
werken. Het ledental was in het najaar van 1945 van dien aard dat de derde
vereniging, die in 1939 vanwege de mobilisatie moest worden opgeheven, weer kon
worden opgericht. Iedere vereniging telde toen plusminus 25 leden. Ook sommigen
van onze J.V.-ers hebben gestreden aan het illegale front. Twee van hen: Wiebe
de Boer en Douwe de Vries hebben de bevrijding met hun leven betaald. Ook veel
leden hebben hun Vaderlandse plicht, hetzij vrijwillig of dienstplichtig,
vervuld in ons voormalig Nederlands-Indië, twee daarvan zijn niet teruggekeerd,
namelijk Minze Meijer en -Geert Bosma. Zij moesten worden begraven ver van huis.
Het 75 jarig bestaan is op bescheiden wijze herdacht, daar onze J.V.'s twee
dagen voor de herdenking hun medelid Marten Veenstra ten grave hadden gedragen.
Overleden in de bloei van zijn leven, aan de toen zo gevreesde ziekte difterie.
Een na-oorlogse ziekte waar velen aan zijn overleden. Ook na de Tweede
Wereldoorlog bloeide het verenigingsleven weer op. Iedere week was er
vergadering.
De onderwerpen werden gehaald uit leidraden van de Bond. De leidraden
behandelden:
- Gewijde Geschiedenis,
- de Nederlandse Geloofsbelijdenis,
- Vaderlandse- en Kerkgeschiedenis,
- Politieke- en Maatschappelijke onderwerpen.
Was dat niet allemaal veel te hoog gegrepen voor die „boerenjongens", die alleen
maar de lagere school hadden gehad? Natuurlijk wist men dat wel, maar er werd
gestudeerd en gelezen, en men kon ook altijd een beroep doen op de predikant.
Men bleef lid van de vereniging tot de trouwdag. Gemiddeld was men 8 jaar lid.
Er is toch wel veel geleerd op de J.V. en vele actieve leden vond men later
terug in allerlei organisaties waarin zij mee het voortouw namen. Zij hadden
geleerd zich te redden op de vergaderingen. Zij durfden wat te zeggen, ze wisten
wat organiseren was. Het eerste kamerlid Louwes uit Groningen, heeft in zijn
eigen gewest er eens voor gewaarschuwd, dat men in de provinciale organen van
het Landbouwschap zich niet moest laten overvleugelen door de „Koksen", die wat
meer mans waren, omdat ze zoveel hadden opgestoken op hun vereniging. De
Bondsdagen waren hoogtijdagen en het podium was een manifestatie van betekenis,
vanwege de eregasten, waaronder vaak meer dan één minister der Kroon. In de
Provincies waren „de Meetings" de hoogtijdagen, welke werden gehouden in het
najaar, als de werkzaamheden op het land achter de rug waren. Vanuit Friesland
ging men in grote getale naar Leeuwarden, 4 kerken waren dan geheel gevuld.
Het is allemaal voorbij in deze vorm, het wekelijkse Bondsorgaan „Het
Gereformeerde Jongelingsblad" dat toen verscheen in een oplaag van 20.000
exemplaren, bestaat zelfs niet meer. In de 70-er jaren heeft er zich een grote
verandering voorgedaan ten opzichte van het jeugdwerk. Hadden jongens en
meisjes, ieder hun eigen vereniging, nu doen ze het samen. De jeugdouderling en
de jeugddiaken hebben binnen de kerk hun intrede gedaan. Op het jeugd- en
jongerenpastoraat kan altijd een beroep worden gedaan. De tijden zijn veranderd,
het jeugdwerk is veranderd, maar het werk gaat door.
|