
| |
Hoe ons kerkgebouw met pastorie tot stand
kwam
De bouwcommissie dateert vanaf 11 december 1916. Sinds die datum zijn de notulen
regelmatig bijgehouden. Ds. Groot Nibbelink: voorzitter, O. Offringa:
penningmeester en A. van der Wal: secretaris. Doel van de commissie is te komen
tot de bouw van een nieuwe kerk. Door de groei van de gemeente is de bestaande
kerk te klein geworden. Om tot een besluit te komen is men van oordeel, eerst
met een lijst door de gemeente te gaan, waarop een bedrag van f 10.000,- moet
worden ingetekend, te betalen over een periode van 5 jaar. „Opdat het nageslacht
niet zou zuchten onder een zware schuldenlast". H. T. van Ek stelt voor een
circulaire te laten drukken waarin uitvoerig het doel wordt bekend gemaakt. Het
werk van de commissie zou daardoor worden vergemakkelijkt.
20 maart 1917:
De rondgang door de gemeente heeft plaats gehad. De lijsten zijn binnen, na
optelling is er een jaarlijkse toezegging van f 1352,-. Men is van mening dat
dit onvoldoende is om de zaak door te zetten. Via een kanselboodschap zal aan de
gemeente het volgende bekend worden gemaakt: „Op de lijsten voor het bouwen van
een nieuwe kerk is ingetekend een bedrag van f 1350,-. De bouwcommissie acht dit
bedrag niet toereikend om verder te gaan, en heeft daarom besloten, met het oog
op de buitengewone tijden, deze zaak voorlopig uit te stellen, en er te
gelegener tijd op terug te komen."
8 april 1920: 3 jaar later.
De commissie komt weer bijeen, om zich nader te beraden. De gemeente groeit nog
steeds, en het kerkgebouw wordt echt te klein. De algemene gedachte gaat uit
naar uitbreiding van de bestaande kerk, en wel met 2 zijvleugels. Door deze
uitbreiding kunnen 100 zitplaatsen worden gerealiseerd. Alvorens een besluit te
nemen wordt een commissie benoemd, die ook andere mogelijkheden moet bekijken.
In die commissie hebben zitting: R. de Boer, H. T. van Ek, G. Koops, en E.
Hoekzema en als bouwdeskundige wordt hier aan toegevoegd P. Offringa.
8 juli 1920:
De commissie stelt voor de kerk uit te breiden met 2 zijvleugels, voorzien van
plat dak. De aangebouwde ruimte zal een winst geven van 115 zitplaatsen. De
kosten worden geraamd op f 4500,-.
Vloeren zullen niet worden aangebracht. Een lijstcollecte brengt op: f 3220,-,
te betalen over een periode van twee jaar. De aanbesteding zal plaats hebben
onder timmerlieden uit de gemeente. Het werk moet worden opgeleverd voor of op
15 oktober a.s. Bij verzuim f 10,- boete per dag.
16 augustus 1920:
De inschrijving vindt plaats. Het werk wordt opgedragen aan de laagste
inschrijver en wel aan P. Offringa voor de som van f 5150,-.
15 maart 1921:
Uit het verslag van de penningmeester blijkt dat binnengekomen is een bedrag van
f 6328,70. De totale bouw inclusief schilderwerk en een nieuw hek heeft gekost f
6316,84, een batig saldo van f 11,86. Enige paaltjes worden bij afslag verkocht:
opbrengst f 5,-. De overige afbraak wordt aan Ds. Groot Nibbelink gegeven als
brandhout.
4 mei 1925:
De bouwcommissie vergadert naar aanleiding van een gemeentevergadering, met als
onderwerp: het opknappen der kerk. Meegedeeld wordt dat de kerkeraad op het
standpunt staat, aan de kerk zo weinig mogelijk meer ten koste te leggen. Het
vermoeden bestaat dat het geen jaren zal duren, dat we voor andere
omstandigheden komen te staan, omdat de kerk te klein wordt.
9 juli 1925:
E. Venema komt op de bouwcommissie vergadering. Met een begroting, kosten ± f
600,-. Timmerlieden kunnen hierop inschrijven. Als laagste komt uit de bus: R.
Reinders voor de som van f 398,-.
5 juni 1928: Gemeentevergadering.
De kerkeraad heeft de gemeente samen geroepen om te spreken over het plan te
komen tot nieuwbouw of verbouw van de pastorie. P. Offringa meent dat ook direct
gesproken moet worden over het bouwen van een nieuwe kerk. De bouwcommissie zal
zich hierop beraden.
14 juni 1928:
De commissie deelt mee dat volgens hun oordeel het terrein voor een nieuwe
pastorie, kerk en consistorie wel klein is, maar de ruimte is er. Er kan een
kerk gebouwd worden met 720 zitplaatsen, terwijl er nog een flink terrein over
is, voor fietsenberging en een standplaats voor 3 auto's.
28 juni 1928:
De bouwcommissie adviseert een pastorie te bouwen naar het model „Kommerzijl".
Begroting f 8700,-, met inbegrip van verfwerk en electriciteit. Ze adviseert
verder dat de gezamenlijke timmerlieden het werk zullen uitvoeren. De gemeente
vergadering gaat hiermee akkoord. Er wordt een rondgang door de gemeente
gehouden. Toegezegd wordt f 4853,- plus een gift van f 500,- en dat een broeder
zich verbindt bij overlijden f 100,- te legateren. Een zeventiental broeders
blijken weigerachtig te zijn en zullen door de kerkeraad worden bezocht.
17 augustus 1928:
Broeder Oebele de Vries vraagt of het wel verantwoord is dat de kerk zich in
schulden steekt. Br. H. Oosterhof heeft meer stemmen in die geest beluisterd.
Br. P. Offringa heeft gehoord dat men de pastorie liever niet wil afbreken. Op
een volgende vergadering zal hier verder over worden gesproken.
27 augustus 1928:
Bij stemming blijkt dat 18 van de 23 aanwezigen de voorkeur geven aan een nieuw
terrein, als de mogelijkheid hiertoe aanwezig is. Een commissie om dit te
onderzoeken wordt benoemd.
3 september 1928:
Grond ten westen van de kerk, eigendom van H. ten Hoor, is niet te koop. Jan
Reinders is bereid een stuk grond te verkopen, vraagprijs: f 2732,-.
11 september 1928:
Gemeentevergadering. Aanwezig 83 leden. Besloten wordt het terrein te kopen. Men
denkt de kerk en pastorie te kunnen verkopen voor ± f 5000,-. Joh. Boonstra
vraagt hoe het komt met het ophogen van het terrein. De commissie rekent erop
dat dit belangeloos wordt gedaan door gemeenteleden. W. Herder merkt op dat
behoeftige arbeiders wel een daghuur mogen hebben.
9 oktober 1928:
De voorzitter deelt mee dat opgehaald is in de gemeente een bedrag van f 1787,-.
A. van der Wal neemt f 1700,- mee naar de Boerenleenbank. De penningmeester
houdt het overige voor handgeld. Besloten wordt om de bouw van de pastorie uit
te stellen. Wel zal het terrein worden opgehoogd en afgerasterd. K. Kooistra
stelt palen beschikbaar. Oebele de Vries biedt aan zonder provisie een 600 tal
doornhaag planten te leveren. Het laatste zal met bekwame spoed geschieden.
5 november 1928:
De voorzitter zegt dat de bedoeling van deze vergadering is, te spreken over de
bouw van een nieuwe pastorie. Zijn indruk was van de beroepen candidaat C. Vonk
te Nieuwloosdrecht, dat hij wel het beroep naar hier had aangenomen wanneer de
pastorie klaar was geweest. Het voorstel van de kerkeraad is, het besluit van de
vorige vergadering in te trekken en direct tot bouw over te gaan. Zonodig moet
ook spoedig tot kerkbouw worden besloten. Na een drukke discussie, wordt het
voorstel om direct te bouwen verworpen met 11 stemmen tegen en 9 stemmen voor.
19 januari 1929:
De gedachte is als de pastorie en kerk klaar zouden staan, dit het
beroepingswerk zou vergemakkelijken. Het voorstel om ook direct een kerk te
bouwen wordt met 20 stemmen voor en 2 stemmen tegen aangenomen. De vraag is
echter, moet achter de nieuwe kerk een vergaderlokaliteit worden gebouwd of moet
de oude kerk daarvoor worden gebruikt? Dit punt wordt aangehouden.
22 januari 1929:
Voorstel van de commissie is als volgt: De kerk publiek aanbesteden, alleen die
lid zijn van de Gereformeerde Kerk komen voor inschrijving in aanmerking. In het
bestek een bepaling op te nemen, dat de aannemer gehouden is, om in eerste
instantie de gezellen die behoren tot de Gereformeerde Kerk van Haulerwijk en
die om werk vragen, tegen het standaard loon te laten werken. Dit wordt met
algemene stemmen aangenomen. De aannemers uit de gemeente zullen samen de
pastorie bouwen onder architectuur van P. Offringa en E. Venema. De commissie
adviseert achter de nieuwe kerk lokalen te bouwen en de oude panden te verkopen.
Hierover wordt nog geen beslissing genomen.
29 januari 1929:
Besloten wordt een gemeentevergadering te beleggen en daar mee te delen dat de
timmerlieden eerdaags met de pastoriebouw beginnen en voor te stellen:
1. |
Een nieuwe kerk te bouwen voor ± f 30.000,-. |
2. |
Oude pastorie met tuin te verkopen. |
3. |
Oude kerk over te dragen aan een vereniging voor
Christelijke belangen; dit laatste goed gereglementeerd. |
5 februari 1929:
De gemeentevergadering gaat akkoord met de voorstellen van de commissie,
uitgezonderd de verkoop van de pastorie. Dit wordt aangehouden. Een commissie
wordt benoemd enige kerken te bezichtigen.
16 februari 1929:
A. van der Wal brengt verslag uit van bezoek aan kerken. Bezocht zijn o.a.:
Siddeburen, Wagenborgen, Enumatil en Marum. P. Offringa heeft een voorlopige
tekening gemaakt van een kerkgebouw, waar 500 zitplaatsen beneden en op de
galerij 288. De kosten zullen ongeveer f 32.800,- bedragen, met inbegrip van
centrale verwarming, electrisch licht, glas en schilderwerk.
3 mei 1929:
Een zeer gewichtig ogenblik breekt aan van angstige stilte als A. van der Wal de
financiën ter sprake brengt. Er schijnen al enige haken en ogen te zijn, om bij
de Boerenleenbank het bedrag van f 9.000,- voor de pastorie te lenen, althans
het moet nog in Utrecht goedgekeurd worden. Hij vreest dat het met het bedrag
van f 30.000,- moeilijk zal gaan.
9 juli 1929:
Wel heeft de Boerenleenbank f 9.000,- voor de pastorie beschikbaar gesteld, maar
f 30.000,- voor de kerk is niet haalbaar. Ook enkele andere pogingen hadden geen
succes. Getracht zal worden in de gemeente zelf zoveel mogelijk geld te lenen.
8 oktober 1929:
Het blijkt dat ook binnen de gemeente geld te lenen tegenvalt, er zijn geen
obligaties a f 50,- geplaatst. Besloten wordt als volgt te handelen: f
15.000,hypotheek vragen en f 15.000,- door 5 leden van de commissie bij de
Boerenleenbank te lenen, elk met een tiental borgen. De voorzitter deelt mee dat
de bouwaanvraag is ingediend; er kan zand bij de woningstichting gehaald worden.
6 november 1929:
Er wordt vergaderd in de nieuwe pastorie. De voorzitter deelt mee met dank aan
God, het verblijdende bericht dat ds. J. Dijkstra van Grijpskerke het beroep
naar de kerk van Haulerwijk heeft aangenomen. De pastorie zal nu zo vlug
mogelijk worden afgebouwd. Besloten wordt om de kerk openbaar aan te besteden.
21 december 1929:
Ds. J. Dijkstra zal in het vervolg het voorzitterschap van de bouwcommissie op
zich nemen. Aan de orde komt het bespreken van de bepalingen van algemene aard
voor het bouwen van de kerk. Onder andere komt ter sprake een vloekverbod en een
verbod om sterke drank op het terrein te hebben of te gebruiken. Werkkrachten
uit de gemeente aantrekken om specie te maken a 40 cent per uur. De inschrijving
zal plaats vinden op 15 januari 1930. Geadverteerd zal worden in het Friesch
Dagblad en in het kerkblad voor Drenthe en Overijssel.
18 januari 1930:
De inschrijving heeft plaats gehad, er waren 22 inschrijvingen. De bedragen
variëren tussen de f 28.000,- tot f 34.940,-. De laagste inschrijver is K. F.
Brouwer te Boven-Knijpe.
20 januari 1930:
Op de gemeentevergadering wordt besloten het werk te gunnen aan de laagste
inschrijver. Verschillende commissies worden benoemd, onder andere:
- Zandcommissie.
- Verwarmingscommissie.
- Electrisch-licht commissie.
- Kerktelefooncommissie.
Dezen zullen zo spoedig mogelijk met voorstellen komen.
20 juni 1930:
Er wordt besloten om de centrale verwarming op te dragen aan de firma Westerman
te Leeuwarden voor f2100,-. Het verplaatsen van het orgel aan de firma Holtman
en Leemhuis te Winschoten voor f550,- met inbegrip van een electrische windmoter.
Het schilderwerk aan A. van der Wal te Haulerwijk en E. van der Wal te
Surhuisterveen voor f2750,-. De electrische verlichting aan Hofman te Haulerwijk
voor f790,-.
24 juli 1930:
De voorzitter zegt dat deze vergadering als doel heeft de kosten van de
pastoriebouw te bespreken, omdat er in de gemeente over gesproken wordt dat de
kosten f 2000,- hoger liggen dan de begroting. Een commissie ingesteld door de
kerkeraad doet verslag, en zegt dat verschillende dingen niet voorzien waren. Er
is extra werk verricht, de loonkosten hebben ook de begroting overschreden, er
is namelijk het standaardloon van f 0,58 uitbetaald.
4 september 1930:
De architect Offringa heeft een tekening gemaakt van het terrein, met bergplaats
voor 300 fietsen (zonder overdekking). Dit plan zal ongeveer f 1700,- kosten. Er
zijn er ook die wel graag een overdekte fietsenloods willen hebben. Aangezien
het bedrag van f 1700,- voor velen al te hoog is, zal de architect een goedkoper
plan maken.
22 september 1930:
De architect heeft uitgerekend dat een overdekte fietsenloods ongeveer f 5,- per
fiets zal kosten en een eenvoudige f 1,25 per fiets. De voorzitter stelt voor
wegens de hoge kosten, niet op beide berekeningen in te gaan en het met paaltjes
te doen. Dit wordt aangenomen.
28 oktober 1930:
Komt ter sprake dat er aan de banken, die uit de zijvleugels van de oude kerk
komen en op de achterste galerij van de nieuwe kerk moeten worden geplaatst, nog
één en ander veranderd moet worden. De architect zal dit uitbesteden aan de
timmerlieden uit de gemeente. Het werk moet in 4 dagen worden opgeleverd.
14 november 1930:
Het is de kerkeraad gebleken dat er zitplaatsen te kort komen in de nieuwe kerk.
Indien men het stelsel „familiebanken' invoert zullen er op de oost- en
westgalerij ook banken geplaatst moeten worden. Besloten wordt op elke galerij 2
rijen banken te plaaten en daarvoor ook de banken te gebruiken van de
zijvleugels van de oude kerk.
11 december 1930:
De laatste vergadering van de bouwcommissie. De voorzitter heet de 19 aanwezigen
welkom en wijst op de zegen, die er is geweest op het werk van de bouwcommissie.
Hij wijst ook op het mooie geheel dat tot stand kwam: pastorie en kerk! De
crisis geeft echter wel zorg voor de toekomst, maar als we letten op de
noodzakelijkheid die er was om een kerk te bouwen, dan mogen wij de zegen des
Heren afbidden voor de verdere toekomst. De grondtoon van alles is hier ook:
„God heeft grote dingen gedaan, dies zij wij verblijd".
|